De naam van een soort wordt altijd op de zelfde manier aangeduid: de familienaam, de geslachtsnaam en de soortnaam. De eerste naam, de familienaam, wordt meestal boven de andere namen gezet. De eerste naam - de geslachtsnaam - wordt altijd met een hoofdletter geschreven. De tweede naam - de soortnaam - wordt altijd met kleine letter geschreven. Ook de naamgever wordt vaak 'vermeld' in de naam van een plant. Hieronder staat dit duidelijker aangegeven:
Geslachtsnaam soortnaam Naamgever
Bijvoorbeeld: madeliefje = Bellis perennis L.
Of, zoals op de afbeelding hieronder te zien is:
Familienaam: Paeoniaceae - Geslachtsnaam: Paeonia - Soortnaam: mollis
De geslachtsnamen
- Alle geslachtsnamen schrijf je met een hoofdletter.
- Veel geslachtsnamen zijn van Latijnse oorsprong, met een aantal uitzonderingen:
Akebia, Aucuba (Japans)
Bambusa, Pandanus (Maleis)
Aloe, Coffea, Thea, Sophora (Arabisch)
- Elk geslacht omvat een of meer soorten.
- Alle soortaanduidingen schrijf je met een kleine letter.
Ook kunnen binnen de soort planten met een sterke afwijking ontstaan. Dit is nog geen nieuwe soort, maar men spreekt in dit geval van Botanische of Natuurlijke variatie, of een subspecie.
- Deze plantennamen schrijf je met een kleine letter
- Deze naam wordt voorafgegaan door de afkorting 'var.'