De Rutaceae, de wijnruitfamilie, bestaat uit tropische heesters en bomen. Wij hebben de bomen onderzocht met de geslachtsnaam Zanthoxylum. De soorten die we hebben onderzocht zijn de simulans, de piperitum en de giraldii. Het aparte aan deze bomen zijn de grote stekels op de stam. Per twee bladeren is er een splitsing. Op elke splitsing zit een stekel. Ook hebben de bomen een korte hoofdstam. De bladeren zijn veer nervig, wat betekent dat als je ze bekijkt, de nerven in het blad eruit zien als een veer.
zondag
Familiekenmerken
Elke familie heeft zijn eigen kenmerken. Ook zelf kun je deze heel gemakkelijk vinden, door naar een paar geslachten of soorten van eenzelfde familie te kijken en vervolgens overeenkomsten op een rijtje te zetten.
Hierbij kun je onder andere denken aan de vorm of de positie van bladeren, de kleur van de bloemen, de vorm van de bloemen, of speciale eigenschappen van een deel van de plant, bijvoorbeeld de stengel. Je kunt bijvoorbeeld zien dat een blad van een bepaalde boom handvormig is, of veernervig. Ook kunnen bladeren rond, langwerpig of spits zijn. De bloembladeren kunnen rond, maar ook spits zijn. Bovendien zou een stengel nog wel eens stekels kunnen hebben. Familiekenmerken zijn dus de kenmerken die voor een familie kenmerkend zijn, dus die veel soorten met elkaar gemeen hebben.
Hierbij kun je onder andere denken aan de vorm of de positie van bladeren, de kleur van de bloemen, de vorm van de bloemen, of speciale eigenschappen van een deel van de plant, bijvoorbeeld de stengel. Je kunt bijvoorbeeld zien dat een blad van een bepaalde boom handvormig is, of veernervig. Ook kunnen bladeren rond, langwerpig of spits zijn. De bloembladeren kunnen rond, maar ook spits zijn. Bovendien zou een stengel nog wel eens stekels kunnen hebben. Familiekenmerken zijn dus de kenmerken die voor een familie kenmerkend zijn, dus die veel soorten met elkaar gemeen hebben.
Ordeningssystemen
Om de indeling van de organismen zo overzichtelijk mogelijk te houden, is er een speciaal ordeningssysteem ontwikkeld waarin elk organisme een deel uitmaakt.
De planten krijgen eerst een algemene naam en daarna een specifieke naam als men deze voor de eerste keer beschrijft. Dit heet binaire naamgeving. De eerste bedenker van dit systeem is Carolus Linnaeus. Twee soorten met dezelfde algemene naam behoren tot hetzelfde geslacht (genus) en de specifieke naam duidt dan de soort aan. De eerste naam is de genusnaam en wordt altijd met hoofdletter geschreven. De tweede naam is de soortaanduiding en wordt altijd met kleine letter geschreven.
Tegenwoordig worden er acht groepen onderscheidden (van groot naar klein): Domein-rijk-fylum-klasse-orde-familie-genus-soort.
De planten krijgen eerst een algemene naam en daarna een specifieke naam als men deze voor de eerste keer beschrijft. Dit heet binaire naamgeving. De eerste bedenker van dit systeem is Carolus Linnaeus. Twee soorten met dezelfde algemene naam behoren tot hetzelfde geslacht (genus) en de specifieke naam duidt dan de soort aan. De eerste naam is de genusnaam en wordt altijd met hoofdletter geschreven. De tweede naam is de soortaanduiding en wordt altijd met kleine letter geschreven.
Tegenwoordig worden er acht groepen onderscheidden (van groot naar klein): Domein-rijk-fylum-klasse-orde-familie-genus-soort.
Lamiaceae
Als eerste familie hebben we de Lamiaceae bekeken. Dit is de lipbloemfamilie. De naam komt van de speciale vorm van de kroonbladeren in een soort 'onder-' en 'bovenlip'-vorm. De Lamiaceae wordt onderverdeeld in verschillende geslachten. Salvia (salie), Thymus (tijm) en Lavendula (lavendel) zijn de geslachten die wij hebben bekeken. Er zijn nog veel meer geslachten die ook bij deze familie horen.
De wetenschappelijke naamgeving van soorten
Om soorten goed te kunnen ordenen en om achteraf te weten hóe deze is geordend, wordt er in de plantkunde een speciale wetenschappelijke naamgeving toegepast. Dit wordt concequent op dezelfde manier gedaan, zodat je gemakkelijk alle bijbehorende kenmerken van de plant kunt vinden.
De naam van een soort wordt altijd op de zelfde manier aangeduid: de familienaam, de geslachtsnaam en de soortnaam. De eerste naam, de familienaam, wordt meestal boven de andere namen gezet. De eerste naam - de geslachtsnaam - wordt altijd met een hoofdletter geschreven. De tweede naam - de soortnaam - wordt altijd met kleine letter geschreven. Ook de naamgever wordt vaak 'vermeld' in de naam van een plant. Hieronder staat dit duidelijker aangegeven:
Geslachtsnaam soortnaam Naamgever
Bijvoorbeeld: madeliefje = Bellis perennis L.
Of, zoals op de afbeelding hieronder te zien is:
Familienaam: Paeoniaceae - Geslachtsnaam: Paeonia - Soortnaam: mollis
De geslachtsnamen
Ook kunnen binnen de soort planten met een sterke afwijking ontstaan. Dit is nog geen nieuwe soort, maar men spreekt in dit geval van Botanische of Natuurlijke variatie, of een subspecie.
De naam van een soort wordt altijd op de zelfde manier aangeduid: de familienaam, de geslachtsnaam en de soortnaam. De eerste naam, de familienaam, wordt meestal boven de andere namen gezet. De eerste naam - de geslachtsnaam - wordt altijd met een hoofdletter geschreven. De tweede naam - de soortnaam - wordt altijd met kleine letter geschreven. Ook de naamgever wordt vaak 'vermeld' in de naam van een plant. Hieronder staat dit duidelijker aangegeven:
Geslachtsnaam soortnaam Naamgever
Bijvoorbeeld: madeliefje = Bellis perennis L.
Of, zoals op de afbeelding hieronder te zien is:
Familienaam: Paeoniaceae - Geslachtsnaam: Paeonia - Soortnaam: mollis
De geslachtsnamen
- Alle geslachtsnamen schrijf je met een hoofdletter.
- Veel geslachtsnamen zijn van Latijnse oorsprong, met een aantal uitzonderingen:
Akebia, Aucuba (Japans)
Bambusa, Pandanus (Maleis)
Aloe, Coffea, Thea, Sophora (Arabisch)
- Elk geslacht omvat een of meer soorten.
- Alle soortaanduidingen schrijf je met een kleine letter.
Ook kunnen binnen de soort planten met een sterke afwijking ontstaan. Dit is nog geen nieuwe soort, maar men spreekt in dit geval van Botanische of Natuurlijke variatie, of een subspecie.
- Deze plantennamen schrijf je met een kleine letter
- Deze naam wordt voorafgegaan door de afkorting 'var.'
vrijdag
Euphorbiaceae
Euphorbiaceae milii var. breonii |
Euphoribiaceae, de 'wolfsmelkfamilie' is een grote familie met bebloemde planten met 300 genii en ongeveer 7500 soorten. De meeste soorten zijn kruiden, maar sommige, vooral in de tropen, zijn struiken of bomen, Sommigen zijn sappig en lijken op cactussen. De familie komt vooral voor in de tropen, waarbij de meerderheid van de soorten in rondom Maleisië in Azië, en in tropisch Amerika voorkomen. Ook is er een grote verscheidenheid aan soorten in tropisch Afrika, maar deze zijn niet zo gevariëerd als in de andere tropische regio's. Ook heeft de wolfsmelkfamilie tamelijk wat soorten in niet-tropische -meer woestijnachtige- gebieden.
Lees meer over de Euphorbiaceae.
maandag
De bouw van een bloem
Om de kenmerken van een bloem duidelijk te kunnen zien, moet je allereerst weten hoe een bloem is opgebouwd. De grote bladeren van de bloem zijn de kroonbladeren. Ze kunnen verschillende kleuren hebben, die dienen om insecten te lokken. Onder de kroonbladeren zitten de kleinere kelkbladeren. Deze zijn meestal groen en beschermen de knop.
De stamper is het vrouwelijke deel van de bloem. Onderaan zit het vruchtbeginsel (later vrucht) daarin zitten een of meer zaadbeginsels (later zaad). Soms zit daar een dun steeltje aan de stamper; de stijl. Daardoorheen groeien de stuifmeelkorrels naar de zaadknoppen toe. Het bovenste plakkerige deel van de stamper is de stempel. Daarop kleven de stuifmeelkorrels vast bij de bevruchting.
Het mannelijke deel van de bloem zijn de meeldraden. Het aantal meeldraden verschilt per soort. Bovenaan zitten de helmknoppen. Daarin worden de stuifmeelkorrels gemaakt.
Het mannelijke deel van de bloem zijn de meeldraden. Het aantal meeldraden verschilt per soort. Bovenaan zitten de helmknoppen. Daarin worden de stuifmeelkorrels gemaakt.
De bloembladeren kunnen vele verschillende vormen hebben. Zo ronde, langwerpige of meer spitse bladeren. Alle bladeren hebben ook een andere nerven. Je hebt bijvoorbeeld veernervige of handnervige bladeren. En er zijn verschillende bladranden. Zo heb je bloemen met hele gladde randen of juist met hele stekelige. Ten slotte wordt er onderscheid gemaakt over waar de bladeren aan de stengel zitten. Dit kan verspreid zijn, maar ook twee aan twee.
Abonneren op:
Posts (Atom)